Metsi Metsi trail deel 1

Trail Metsi Metsi / Kruger Park

In juli 2006, tijdens een avond aan het kampvuur in het bush camp dat de naam van de legendarische pionier ranger Harry Wolhuter draagt, vertelde de dienstdoende hoofd ranger dat hij Metsi Metsi bush-camp een van de allermooiste in het Kruger Nationaal Park vond. Niet toevallig bleek later dat hij sedert enkele jaren Metsi Metsi’s vaste hoofdranger was. Niettemin beschreef hij de ligging, vlakbij twee rivier(tjes), waarvan een de Metsi Metsi, het gebergte dat de grens met Mozambiek vormt en de nabijheid van een uitkijkpunt met een prachtig uitzicht over een enorme vlakte, zo levendig dat de bestemming van onze driedaagse bush belevenis voor het jaar daarop meteen vaststond. De rangers halen de maximaal 8 gasten op in een restcamp. Zie het als een klein omhekt dorp in Kruger Park, om ze met hun bagage in een 4-wiel aangedreven game drive auto naar het bush-camp te rijden.

Door een onvoorzien oponthoud aan de Numbi gate kwamen wij bijna te laat in het restcamp Skukuza aan. In mijn haast om de auto op een plek voor de komende drie dagen te parkeren reed ik achteruit over mijn eigen rugzak met foto apparatuur. Die stond uitgeladen op de grond om in de Nissan van de ranger te worden overgeladen. Tijdens de wandeling terug na het parkeren van de auto zag ik al voor dat de mooiste ontmoetingen met groot wild te voet niet door mij vastgelegd zouden kunnen worden. Gelukkig werkte alles nog. Goed spul van Sony. Het kamp is self-catering wat betreft alcohol en frisdranken. Dus vlug nog even wat bier en wijn inslaan voor ’s avonds bij het kampvuur en weg waren we.Wij waren met ons vieren en de andere vier waren allen Duits. Jammer genoeg bleek dat de hoofd ranger, Rudi, die mij Metsi Metsi had aangeraden zelf geen dienst had. Zij gaan 2 weken op kamp en hebben de andere twee weken verlof en andere werkzaamheden. Maar met Steven en Gordon, naar bleek twee vrienden, bleek het ook goed verkeren.

Steven is Engels opgevoed terwijl Gordon een echte Afrikaner was. Beiden spraken vloeiend Engels, Afrikaans en Shona. Steven is opgeleid aan de universiteit en via die weg aan deze baan gekomen. Gordon was zo ongeveer in Kruger geboren en na de lagere school buiten Kruger verder opgeleid. Zijn kennis van de bush is fenomenaal. Bijna zijn hele familie leeft en werkt in Kruger in verschillende beroepen. De tocht naar het kamp duurde zo’n anderhalf uur en voerde langs de openbare wegen naar de paden die voor de reguliere toeristen verboden gebied zijn.

We passeerden de picknick plek Tshokwane waar we wel vaker kwamen en waar de beheerders en hun kinderen ook permanent wonen. Maar eenmaal alleen op de weg verandert de taxirit in een echte game drive. We zien olifanten, rinocerossen, kamelen van veraf en van dichtbij en natuurlijk de onvermijdelijke impala’s. Als we het hek binnenrijden stopt Steve de auto en legt uit dat het hek er is om ons binnen te houden en niet het wild buiten. Het valt mij op de er zelfs elektriciteitsdraden zijn gespannen. Dat was in het Wolhuter kamp niet zo. Maar het blijkt dat er nooit spanning op wordt gezet. En het hek is van hetzelfde kippengaas en niet hoger dan 120 cm. Een olifant, rhino, buffel of grote kat houdt het niet tegen.

Het kamp meet zo’n 200 bij 200 meter en bevat een keuken met vrieskist en een overdekt eetgedeelte, een kleine lapa, een boma met een altijd brandend vuur waarboven een grote ketel met kokend water stond, twee toilet en douche hutten, een slaapgedeelte voor de rangers en de kok en 4 hutjes op palen met twee bedden en een muskietennet. Er is geen elektriciteit in de hutten en geen elektrisch licht buiten. Wel hangen er een aantal parafinelampen. Je neemt je eigen zaklantaarn mee. En als bonus beschikt dit kamp over een eigen “hide” oftewel een hut van waaruit je wild kunt bespieden. Wij kozen voor de hut die aan de uiterste rand van het kamp stond en dicht bij de hide. ‘s Avonds aan het kampvuur elkaar wat beter leren kennen.

Een van de Duiters was in zijn laatste jaar als arts in opleiding in Zuid-Afrika, ja ja, niet in Duitsland. Naar zijn zeggen kon hij zich als arts veel sneller ontwikkelen dan in het strenger gereglementeerde Duitsland. Een ander was werkzaam bij de grote toer operator TUI. De beschrijving van ons huis en vooral de plek waar het zich bevindt, een wild reservaat grenzend aan het Kruger Nationaal Park, wekte bij dit gezelschap veel belangstelling op. Dat onze vrienden Fred en Dini spontaan vertelden over close ontmoetingen met kudu, zebra en ander wild droeg daar nog aan bij.

De volgende morgen werden we om 5.00 uur gewekt door Eduardo, de beheerder en kok van het kamp. Nadat we ons met het warme water hadden gewassen uit de geëmailleerde kom voor onze hut en hadden ontbeten, begon de wandeling door de het veld. We waren nog maar nauwelijks begonnen en betrapten een kleine groep buffels, zo’n 10 stuks, die uit het smalle stroompje, de Metsi Metsi, aan het drinken waren. De beesten dampten in de ochtendkou en vluchtten in eerste instantie. Een aantal bleef ons nog even verwonderd aanstaren en galoppeerde toen alsnog weg.

Vanuit de hide in het kamp waren ze zeker ook goed te zien geweest. Niet slecht na 5 minuten. Nadat we het stroompje waren overgestoken vertelde Steve ons van de jonge buffelstier die twee weken eerder door leeuwen was gepakt en gedood. Er lagen nog een aantal wervels en de schedel van het jonge dier. Ook vonden we de holle hoorns. Deze fungeren als bescherming van het levende hoornbot en zijn gemaakt van het materiaal waaruit haar en nagels bestaan. Hyena’s ruimen de botten op. Maar ook zij kunnen niets met de holle hoorns. Er is maar een diertje dat die pantserplaten aankan en dat is de mot. De mot vreet zich naar binnen en legt zijn eitjes, terwijl de larf zich tegoed doet aan de holle hoorn.

Op een hoger gelegen deel vonden we enorme botten, verspreid over een grote oppervlakte. Hier was een olifantstier gestorven en opgegeten. Botten van het dijbeen waren zo’n 1.40 m lang en wogen naar schatting minimaal 25 kg. De schedel was nog intact, maar de slagtanden ontbraken. Steve had ze meegenomen van het hoofdkamp Skukuza. Daar worden alle slagtanden opgeslagen. Het moeten er duizenden zijn en het totaalgewicht is amper te schatten. De grootste stieren, de zogenoemde big tuskers, hebben slagtanden van zestig kg, en meer, per stuk. Die morgen zagen we een uiltje, een berghaan, gieren, dwergpapegaaien, kweevöels, honey guide, laksmannen en zo meer. We volgden een witte rhinoceros met kalf tot de bush te dicht werd om voldoende te zien en dus te gevaarlijk.

We zagen giraffes die ons vanuit de hoogte, hautain dus, op ons neer keken en ook nog zebra en kudu. Na een korte break op een rots voor het ontbijt en het verwijderen van de inmiddels veel te warme kledingstukken ging de trekking verder. De rangers legden veel uit over het gedrag van het wild en de eigenschappen van bepaalde soorten fauna. Takjes die als tandenborstel kunnen dienen, bladeren die als wc-papier dienst kunnen doen en dat bomen hun afvalstoffen opslaan in een tak, die na verloop van tijd afbreekt. Dat laatste fenomeen is goed zichtbaar in de gele koortsboom, waar zo’n zwarte tak opvalt.

De kunst van het spoorzoeken is een combinatie van het herkennen van de diersoort en, bijvoorbeeld, de grootte van het dier door een analyse van diepte en scherpte van de afdruk van het spoor, de weersomstandigheden van de laatste dagen, het lezen van de dung (poep) -bijvoorbeeld uitgedroogd of niet- en een goede kennis van het eetpatroon en de gewoonten van een diersoort. Er zijn sporen van olifanten en rhino’s, ook de zeer agressieve zwarte rhino, waarvan we de dung vinden. Takjes, die onder een hoek van 45º zijn afgesneden, duiden op zwarte rhino. Die wil je te voet niet ontmoeten. Veel te agressief.

Gordon vertelde die avond eerder door een zwarte rhino te zijn aangevallen en te zijn gemolesteerd, maar hij is er, wonder boven wonder, heelhuids vanaf gekomen en zijn groepje toeristen ook. Op de vraag waarom hij niet had geschoten bleef hij het antwoord schuldig. Gelukkig ontmoetten wij de zwarte rhino niet. De olifantstier die we wat later tegenkwamen nam ons goed op door met zijn opgerichte slurf, als een soort periscoop, naar ons te ruiken. Hij besloot gelukkig dat wij geen bedreiging voor hem vormden en hervatte de zware eentonig taak van het foerageren. Inmiddels had ik spijt dat ik gemeend had het enthousiasme van mijn metgezellen enigszins te moeten temperen over het aantal, de verscheidenheid en de nabijheid van dieren die je normaliter te voet zal zien. In alle aspecten waren zelfs hun verwachtingen toen al overtroffen.

Wilma Lauteslager
November 2007

4 gedachtes over “Metsi Metsi trail deel 1

  1. Dit verslag doet mijn verlangen, eens naar jullie toe te komen ,
    alleen maar toenemen!
    Groetjes Ada

Reacties zijn gesloten.